VADERS HANDEN

Vaders handen !

Ze liggen naast elkaar

bruin en verweerd

gegroeid naar de schopsteel.

 

Op het doosbed

steeds dezelfde houding.

Moker handen,

waar ik soms van beefde.

 

Vol tederheid

maar met bewondering ;

afschuw en schrik

heb ik stil gekeken

 

naar die handen,

die mij vaak afstrafte,

maar ook werkte

voor moeder, broer en zusjes.

 

Vaders handen

hebben mij gedragen,

gered, beschermd

als ik er in rustte.

 

Eénmaal heeft hij

zegenend zijn handen

op mijn voorhoofd

gelegd en gaf 't kruisje

 

als het teken

van vaderlijke trots,

eenvoud en macht

waarmee hij ons diende.

 

Vaders handen,

zo dierbaar, onmisbaar

als een schat ;

als 't voornaamste bezit.

 

Sombre ogen,

woorden zegden niet veel.

In uw handen

staat uw leven gegrifd.

 

Vaders handen ;

misvormd door bulten en

littekens en

schrammen en vuil van d'aarde !

 

Tot vuist gebald

een ijzeren hamer

gesmeed waren

die gevouwen handen.

 

Nu liggen ze

dood en schijnen nog de

schop te vragen

om te werken voor zijn

 

gezin, dat nu

in leed gedompeld is

door zijn heengaan

en schreiend te bed zit.

 

Vaders handen !

Nu rusten ze voorgeod ;

stof zullen ze

worden en verwelken.

 

Een vlijmende

smart om vaders handen

is er nu in

het huisgezin ; tranen

 

vallen, liggen

te glinsteren in het

licht van de lamp

tussen de aders dik.

 

Mocht ik ooit

mijn handen spiegelen

aan die van mijn

rustende vader ;

 

handen waar ik

fier op ben ; handen

die me steeds bij

blijven als een juweel.