BIJ DE SCHEMERLAMP
Stil en gebogen in het half donker
vervaagde je silhouet voor mijn ogen.
Eenzaamheid slorpte mijn leven op
als een aardse worm die overbleef.
Onmacht vergalde de vruchtbare geboorte
van een saai verwrongen geweten.
Waarom wordt dit afgeknotte bestaan
nog een langere lijdensweg ?
In het licht van de sobere lamp
danst de schaduw van je gedaante.
Als een echo klinkt je stem
duivelachtig verder de afgrond in.
Bij de schemerlamp is het kil en grauw
van de herinneringen, die tegen de
witte, kale muren worden afgeschilderd.
Er is niemand meer in dit vervallen krot.
Bij deze lamp blijft het even
akelig leeg en doods als weleer.