HET KADAVER
Een wit-tam schaapje zit gevangen
tussen de zwarte uitgehongerde wolven.
Met prikkeldraad hebben ze
het willoos lichaam gepijnigd.
Elk stukje vers vlees werd
in repen uiteengereten.
De hersens werden leeggezogen,
de longen leeggepompt,
de ingewanden vertrapt.
Het restje mals vlees werd prompt opgevreten
door de bloeddorstige huichelende vampiers.
Het hart werd met een speer doorboord
om alle weerstand te kunnen breken en
het warm bloed nog te kunnen drinken.
De ogen werden dof; het gezicht strak getrokken;
de mond hoekig; een straaltje bloed zijpelde
langzaam uit de vertrokken mondhoek.
Alleen het kadaver bleef onaangeroerd.