DRONKAARD
Waggelend wandelt hij over de straat,
vrouw en kinderen kunnen hem niet deren.
't Geluk zit in die vele schimmen voor zijn ogen,
hij heeft zich vrijgevochten van zijn angst.
Een dagje later, een walgelijk herbegin,
geen fut, veel herrie, verder de put in.
Begin maar opnieuw, wrak van het wrak,
laf zijn is gemakkelijk; opstaan vergt kracht.
Een verdere aftakeling is het gevolg
van deze droevige simfonie zonder einde.
Het verval gaat verder naar het hopeloze,
waar geen redding meer mogelijk is.
Een verwilderde wandelt over de straat;
een wrak, zonder strijd te hebben gestreden.
Slachtoffer van de mensheid, held van de duivel,
ongelukkige van vrouw en kinderen. O, Vader !