TROOSTELOOS

Niemand voelde mijn pijn

tussen potlood en papier.

Niemand zag de tranen

blinken in mijn ogen.

Niemand zag het treuren

en wist dat ik zo een-

zaam en alleen was.

Niemand zocht zoveel

naar verborgen tederheid.

In de ondergrondse gangen

van een versleten wereld

tussen wit en zwart en grijs

zat ik troosteloos te huilen.

Er was niemand

en ikzelf; ik kende

mezelf niet meer.